In deze tijd is het voor velen niet altijd makkelijk om vertrouwen in de toekomst te hebben
Slager ik ben er nog
Wat de toekomst brenge moge. Het is een lied wat ik ooit geleerd heb op de zondagschool. Het lied zegt dat we vertrouwen moeten hebben in de toekomst.
In deze tijd is het voor velen niet altijd makkelijk om vertrouwen in de toekomst te hebben en ik kan me dat wel voorstellen. Zet de TV aan en de zwartgalligheid, het chagrijn en negativiteit komen je tegemoet.
Maar kijk wat er allemaal wel goed gaat. Corona is bijna verleden tijd, de economie is ondanks alle steun die verleend is aan bedrijven, het energieplafond, extra zorgkosten enz, enz., nog steeds niet in elkaar gestort.
We kunnen lang discussiëren of dit dankzij of ondanks de ingrepen van het kabinet gebeurt is, maar een doem scenario van een huizenmarkt die in elkaar stort, massa-ontslag en grote werkloosheid lijkt ver weg. Het Nibud verwacht voor dit jaar een stabilisatie van de inflatie en de koopkracht van werknemers met minder dan modaal zou zelfs gestegen zijn (maar dat rekensommetje vind ik zelf moeilijk).
Maar toch hé, soms doe je mee aan het kudde gedrag. Soms huil ik mee met de wolven. Soms ben ik gewoon chagrijnig.
Sta je achter de toonbank, komt een klant binnen en komt er een “gesprek” op gang. “Mogge mevrouw. Mogge slager. Het regent weer eens. Het is ook koud mevrouw. Heeft u dat gelezen in de krant? De oliebollen van die kraam hier op het plein kwamen als slechtste uit de test. Erg He? Wat mag het zijn mevrouw? Een onsje boterhamworst uit blik, maar wel dun gesneden”.
De mevrouw loopt de winkel uit en ze denkt: wat een chagrijn, hij bekijkt het maar, een kwartier ellende en dat voor een onsje boterhamworst van 99 cent.
En jij staat daar en denkt: die vrouw heeft mij een kwartier laten werken voor 99 cent, een uurloon van € 3,96.
Wat de toekomst brenge moge, met zoveel negativiteit? Een maagzweer, een hartinfarct en veel hoofdpijn.
Onze buurtslagerij in Rotterdam Charlois kende veel volkse types, ruwe bolster blanke pit. Je moest jezelf niets verbeelden, gewoon mouwe opstrope en wereke. Je kon kiezen uit Feijenoord of Sparta en verder bestond er niks. Chagrijnig doen werd al snel afgedaan met: loop niet te zeike man.
Zo blijf je met twee beentjes op de grond en positief, maar echt blij werd ik als mevrouw Saarloos binnen kwam. Ze was oud, ruim boven de negentig. Elke vrijdag rond de middag kwam ze samen met haar hulp boodschappen doen.
Altijd als ze binnen kwam riep ze zo luid dat iedereen het kon horen:
“Slager ik ben er nog”.